De beste manier om bestuivers te helpen is het vergroten van het voedselaanbod van nectar en stuifmeel. Dit kan in de eigen tuin of op het balkon door te zorgen voor geschikte planten, maar ook door samen te werken met de buren en een buurttuin aan te leggen die een oase voor bijen is.
Ook is het mogelijk om samen met gemeenten en/of provincies te werken aan ecologisch beheer ten behoeve van bestuivers. Ecologisch beheer is een vorm van groenbeheer waarbij:
1) de inheemse flora en fauna centraal staan
2) het streven is om biodiversiteit te vergroten, en
3) de flora en fauna de kans krijgen om zich volgens natuurlijke processen te ontwikkelen.
Ecologisch beheer is dus de weg naar biodiversiteitsherstel. Daarnaast kan het ook helpen om in bloemrijke gebieden nestgelegenheid voor bijen te bevorderen. Hieronder is meer informatie te vinden over bijenplanten voor in de tuin en/of het balkon, wel of niet inzaaien, ecologisch bermbeheer en nestgelegenheid.
Wil je aan de slag voor bestuivers? Kijk dan ook eens op de website: https://hulpvoorbestuivers.nl
Tuinen en balkon: bijenplanten en bloeiboog
In de tuin kun je het voedselaanbod voor bestuivers vergroten door te kiezen voor (inheemse) planten die veel stuifmeel en/of nectar produceren en door paardenbloemen, paarse dovenetel en klaver te laten staan en niet weg te maaien.
Niet alle bloemen zijn nuttig voor bijen. Sommige populaire bloemen zijn dermate ver doorveredeld dat ze geen stuifmeel meer hebben en/ of dubbele bloemen hebben die lastig toegankelijk zijn voor bijen, zoals bijvoorbeeld petunia’s, hortensia’s, begonia’s en de meeste dahlia’s en rozen. Variëteiten van dahlia’s en rozen met enkelvoudige bloemen zijn wel geschikt.
Welke bloemen het goed doen in de tuin hangt af van de bodem en de standplaats (schaduw, half schaduw/ zon, volle zon).
Verder is het belangrijk om te zorgen dat het hele jaar door bloeiende planten in de tuin of op het balkon staan. Dat is niet alleen goed voor de bijen maar ook leuk voor jezelf. Met een bloeiboog of bloesemboog kies je planten uit op bloeiperiode en zorg je voor spreiding van voedselaanbod door het jaar heen. Hieronder een voorbeeld van een aantal planten en heesters/struiken die bloeien in de verschillende jaargetijden. De bloeitijden geven een indicatie en worden ook beïnvloedt door de standplaats en de weer- en klimaatomstandigheden.
Vroege voorjaar
- Planten inheems: Bos anemoon, gevlekt longkruid
- Planten (uitheems): Helleborus, krokus, blauwe druifjes, wilde hyacint (Scilla), anemonen, kievitsbloem
- Struiken/heesters: Kersenbomen en bessenstruiken (aalbes/ rode bes, kruisbes, zwarte bes, honingbes), toverhazelaar, kruipwilg, gele kornoelje, sleedoorn rozemarijn
Late voorjaar
- Planten inheems: Kruipend zenegroen, gevlekte dovenetel, groot kaasjeskruid, lupine, smeerwortel, gulden sleutelbloem
- Planten uitheems: aardbei, bieslook, damastbloem, vaste lupine
- Struiken/klimmers: Zuurbes, gelderse roos, brem, framboos, sporkehout/ vuilboom, blauwe regen, vossenbes, clematis
Voege zomer
- Planten inheems: Betonie, bieslook, beemdooievaarsbek, echte guldenroede, gele kamille, muskuskaasjeskruid, verschillende klokjes (Campanula spp), oranje havikskruid, veldsalie, wolverlei veldlathyrus, wilde margriet
- Planten uitheems:, verschillende klokjes, blauwe kruisdistel, citroenmelisse, sierui
- Struiken/klimmers: Hondsroos, rode kornoelje, egelantier, wilde liguster, meidoorn, verschillende soorten lathyrus
Late zomer
- Planten inheems: Beemdkroon, Wilde marjolein, wilde reseda, Grote kattenstaart, heggenrank, knoopkruid, lange erprijs, ruige leeuwentand
- Planten uitheems: Verschillende geraniums, kattenkruid, kalimeris, overblijvende ossentong, rode zonnehoed, salie, tuinkattenstaart, wilgbladkoeienoog, puntwederik, kruisdistel,
- Struiken/klimmers: Vlinderstruik, braam, dopheide, lavendel, Kamperfoelie
Herfst
- Planten inheems: Struikheide
- Planten uitheems: Herfstaster, dahlia (enkelvoudige bloemen), herfstanemoon, herfsttijloos
- Struiken/ klimmers: Klimop
Meer informatie over inheemse planten en de bijen die er mogelijk op te vinden zijn, is te vinden op de website van de Nederlandse bijen en hun planten: http://www.denederlandsebijen.nl
Daarnaast geven websites zoals https://plantenvanhier.nl en https://wildetuinplanten.com/ uitgebreide beschrijvingen van (combinaties) inheemse planten die ingezet kunnen worden in de tuin.
https://bloeibogen.nl/ is een app die gericht plantadvies geeft op basis van voorkomende bijensoorten en hun voedselbeschikbaarheid in een bepaald gebied. Deze tool is ontwikkeld door Naturalis Biodiversity Centre en Ecogoggle.
Wel of niet inzaaien?
Akkers vormen een interessant biotoop voor bijen, vlinders en akkervogels. Pioniersoorten zoals klaproos, kamille en margriet vestigen zich vooral op kale grond. Voor het ontkiemen van deze één tot tweejarigen is het dus belangrijk dat terrein braak ligt zoals bij akkers waar elk jaar grondbewerking plaatsvindt. Zonder deze grondbewerking zullen grassen en vaste planten zich vestigen en zal het akkerland langzaam in grasland veranderen. Langs akkerranden of in bermen voor herinrichting kunnen stroken ingezaaid worden met bijen planten.
Inzaaien is echter lang niet altijd noodzakelijk en kan zelfs averechts werken. Er kunnen zeldzame plantensoorten voorkomen die worden verdrongen door ingezaaide planten. Planten die al in de berm of akkerrand voorkomen -planten van hier- zijn het beste aangepast aan de lokale omstandigheden. Ook binnen Nederland zijn er grote verschillen in lokale omstandigheden en ziet de flora in bijvoorbeeld Limburg er heel anders uit dan in het noorden van het land. In de praktijk blijkt dat bij het uitkiezen van zaadmengsels hier vaak onvoldoende rekening mee wordt gehouden. Daarnaast is het van belang dat de oorzaken van het tekort aan bloemen weggenomen worden. Veel standplaatsen zijn verdroogd of verzuurd of de bodem is verstoord door een overschot aan stikstof. Het herstel van een gebied, bijvoorbeeld van grasland naar een bloemrijke weide, vergt een lang proces van verschraling en ecologisch beheer dat gemiddeld zo’n 8 jaar kan duren. Inzaaien kan een gebied er even heel mooi en kleurrijk uit laten zien, maar dit is meestal van korte duur als goed beheer achterwege blijft.
Het algemene devies is dus om geen bloemenmengsels in te zaaien tenzij blijkt dat ecologisch beheer onvoldoende is om de gestelde doelen te halen. Inzaaien kan bijvoorbeeld een optie zijn als vestiging van gewenste soorten uit de zandbank uitblijft en 1) de soort die er vroeger voorkwam past bij de bodem en het klimaat, 2) het beheersplan in orde is en 3) de soort er niet op eigen kracht kan komen. Inzaaien dient ook altijd hand in hand te gaan met oog voor de nestgelegenheid van de bijen.
Floron heeft in juli 2021 een themanummer over inzaaien uitgebracht waarin bovenstaande uitvoerig wordt beschreven.
Ecologisch bermbeheer
Een goed ecologisch beheerde berm vormt een essentieel leefgebied waar bestuivers zich kunnen verplaatsen en vestigen. Minstens 2% van het Nederlands landoppervlak bestaat uit bermen. Vanwege de drastische achteruitgang van kruidenrijk grasland in het agrarisch gebied fungeren bermen als toevluchtsoord voor bestuivers waar ze voedsel en nestgelegenheid kunnen vinden.
Wegbermen met een netwerk van 139.000 kilometer vormen daarnaast een natuurlijke verbinding tussen verschillende gebieden vanuit waar ze zich in het omringende landschap kunnen verspreiden.
De vlinderstichting heeft het boekje Ecologisch bermbeheer in de praktijk uitgegeven en samen met de Stichting Groenkeur een keurmerk in het leven geroepen ’Kleurkeur’ dat staat voor goed maaibeheer van bermen en andere groenstroken.
Voor het beheren van bermen met het kleurkeur-keurmerk gelden een aantal voorwaarden. Zo gelden er restricties voor klepelen (een maaimethode waar gras wordt kapotgeslagen en terplekke blijft liggen) en blijft bij iedere maaibeurt 15 tot 30% van de vegetatie staan.
Probeer je eigen gemeente ook te stimuleren de bermen ecologisch te beheren en biologische bollen te planten.
Nestgelegenheid
Op plaatsen waar veel bijenplanten staan, kun je wilde bijen helpen met nestgelegenheid. De meeste bijen nestelen ondergronds dus zij zijn geholpen met insectenheuvels. Dit zijn zandhopen die schraal begroeid blijven en aantrekkelijk voor veel zandbijen en graafwespen. Maak insectenheuvels van geel zand en een hoogte van ongeveer 80 cm. Insectenheuvels vergen wel wat onderhoud om ze vrij te houden van grassen en andere planten. Wieden moet plaatsvinden tussen oktober en maart om de insecten zo min mogelijk te verstoren.
Voor bovengronds nestelende bijen kunnen bijenhotels een uitkomst bieden. Een bijenhotel kan bestaan uit een stuk hout waarin gangen zijn geboord. Boorgangen moeten zo glad mogelijk zijn variërend van 3 tot 8 mm in diameter, afhankelijk van de diameter zijn de gangen minimaal 4 tot 12 cm diep. Eén kant moet afgesloten zijn. Hardere houtsoorten zoals eik, esdoorn en beuk zijn geschikt. Zachte houtsoorten rafelen gemakkelijk en zijn daardoor niet geschikt, omdat de bijen hun vleugels hieraan kunnen beschadigen. Ook bamboe, riet, holle of merghoudende takjes of andere buisvormige gangen zijn geschikt zolang één kant dicht is. Ze kunnen makkelijk worden gebundeld of in een houder zoals een blikje worden gestopt. Hoe strakker hoe beter, want vogels trekken ze vaak los en proberen ze open te pikken.
Soms zie je ook “Bijenburchten” waar zowel nestgelegenheid wordt geschapen voor bijen die ondergronds nestelen als bijen die bovengronds nestelen. Je vindt hier een goede instructie om een bijenburcht te bouwen.
In het boek Gasten van bijenhotels van Pieter van Breugel staat goed beschreven hoe je een bijenhotel kunt maken en welke bijen je kunt aantreffen in een bijenhotel.