Bijenblog
Het uitvoeren van handelingen in bijenvolken wordt voor een belangrijk deel bepaald door de periode in het jaar. Het voorjaar is nu eenmaal anders dan de nazomer. Maar hoe kom je tot het besluit om een voorjaarshandeling uit te voeren? Op welke factoren binnen het bijenvolk moet je letten. Misschien helpen omgevingsfactoren, zoals een bloeiend gewas of helpt een bereikt temperatuurniveau?
BijenBlog volgt het bijenseizoen van week tot week met veel wetenswaardigheden en geeft handige tips. Je kunt je hier gratis voor aanmelden.
In onderstaand schema is per maand beschreven wat de werkzaamheden zijn.
Ben Som de Cerff, hobby-imker en docent bijenteelt
Werkzaamheden in het bijenvolk per maand
Eind februari: Het schoonmaken van de bodems
Een bijenvolk wordt vaak op één of twee kamers (randen, bakken) overwinterd. In deze video’s wordt getoond hoe je aan het eind van de winter de bodems van je bijenkasten kunt vernieuwen of schoon kunt krabben en tegelijkertijd de onderste bakken kunt wegnemen. Dit laatste geldt uiteraard alleen indien het volk op twee bakken of op anderhalve bak is overwinterd. In zes op de tien gevallen is de onderste bak leeg of lopen er hooguit enkele tientallen bijen rond. Indien de onderste bak nog bezet is met veel bijen vanwege de grootte van het volk, dan laat je deze bak staan en probeer je later in het seizoen de oude zwarte ramen te vervangen door kunstraat.
Doe het tijdig, anders ben je te laat
Deze handeling doe je voor 1 maart en niet veel later, want in de tweede helft van maart begint het broednest al weer flink te groeien. Het mag gerust koud zijn, want dan zitten de bijen honkvast op een tros in de bovenste broedkamer. In de eerste video wordt uitsluitend de bodem vernieuwd of verschoond. Soms tref je een volledig schone bodem aan, dan laat je de bakken weer rustig zakken.
Het wegnemen van de onderbak
In de tweede video wordt de lege onderbak weggenomen. Deze twee zwakke of middelmatige volken werden in augustus van het jaar daarvoor verenigd (samen gevoegd). De bodem wordt ook schoongemaakt.
Thuis kun je later de uitgebouwde ramen uitsorteren; zwarte, beschimmelde en niet doorzichtige raten worden omgesmolten tot was voor kaarsen e.d.
Tweede helft van maart
De eerste korte voorjaarscontrole
Meestal wacht je – indien daartoe geen aanleiding is – met de voorjaarscontrole tot eind maart of begin april. De eerste zonnige en windstille dag met temperaturen in de richting van de 20 graden is zeer geschikt voor een eerste controle en indien nodig een uitbreiding van het broednestgedeelte.
Eerder ingrijpen nodig?
Mocht je echter twijfelen aan de voervoorraad of aan de gesteldheid van de koningin, bijvoorbeeld omdat je nu al darren ziet rondvliegen, dan zoek je een moment om een supersnelle inspectie van het volk uit te voeren. Bij 15 graden en gewapend met twee theedoeken om de openstaande kast af te dekken kun je dan een vluchtige inspectie uitvoeren.
Het doel van de voorjaarscontrole
Je concentreert je bij de voorjaarscontrole op drie zaken:
1. Moergoedheid: tref je vlak gesloten broed aan op het eerste raam waarop zich broed bevindt?
2. Beschimmelde kantramen: zijn de buitenste kantramen niet beschimmeld vanwege het vocht tijdens de wintermaanden?
3. Wintervoer: heeft de kast nog tenminste twee volle voerramen?
Ad 1. Het antwoord op de eerste vraag is bepalend voor de aanwezigheid van een goed leggende koningin. Tref je uitstulpend gesloten broedcellen aan (zie foto), dan is de koningin hoogstwaarschijnlijk darrenbroedig geworden. Dat wil zeggen dat ze geen sperma meer in haar spermablaas heeft en dus onbevruchte eitjes legt, waaruit alleen darren geboren kunnen worden. Zoek in dit geval de moer op en haal haar uit de kast en verenig dit volk met een ander volk door de bakken van beide broednesten op elkaar te plaatsen (kan gewoon zonder krant).
Ad 2 en 3. Mocht je te weinig voer aantreffen, hang dan een vol raam over uit een volk dat wel wat kan missen. Heb je drie of vier ramen voer, haal er dan één of twee weg als reserve voor andere volken. Als je kantramen beschimmeld zijn of als je sluitblokken in de kast hebt, dan kun je deze in de tweede helft van maart, wanneer de wilgendracht op gang komt, vervangen door ramen met kunstraat. Hiermee ondersteun je de bouwdrift van volken die graag in het voorjaar nieuwe raat willen bouwen.
Plaats nooit meer dan 2 ramen met kunstraat per volk tegelijkertijd en plaats het kunstraat altijd tegen het broednest aan; daar wordt het snel uitgebouwd tot mooi werksterbroed. Het volk moet uiteraard wel voldoende sterk zijn om deze uitbreiding aan te kunnen. Dat wil zeggen het volk moet wel zo’n 4 ramen broed hebben en zo’n 7 ramen of meer bezetten. Zo niet, beperk dan de vervanging tot één raam kunstraat.
Hoe maak je als beginnende imker voor het eerst een spaarkast open?
Het bouwraam plaatsen (gang 1 van het driegangenmenu)
Mocht de bezetting goed zijn (7 of meer ramen bezet), dan kun je nu tevens het bouwraam (leeg broedraam met reepje kunstraat) plaatsen. Dit raam plaats je altijd in de bovenste broedkamer en altijd op positie twee of negen (bij gebruik van tien ramen). Meestal kun je na twee of drie weken het darrenraat uitsnijden en weer terughangen (voorwaarde > 70% is gesloten darrenbroed).
Het verenigen van zwakke of middelmatige volken
Volken, die minder dan 5 ramen bezetten in maart, kunnen beter samengevoegd worden met een ander volk. Dit komt de vitaliteit van het volk ten goede. De uitbreiding van de kast met extra broedruimte of honingkamer(s) wordt in de maand april behandeld.
De vijf groeifasen van ieder bijenvolk
Het uitbreiden van het broednest is onlosmakelijk verbonden aan de jaarlijkse cyclus van het bijenvolk. Persoonlijk noem ik dit de groeifase van het volk. Je kunt bij ieder bijenvolk de volgende jaarlijkse fasen onderscheiden:
- Het overwinteren in herfst en winter
- Het explosief groeien in het voorjaar en het herstellen van de voorraden voor slecht weerperioden
- De voortplanting d.m.v. het zwermen
- Voervoorraden opbouwen voor de komende winter
- Het opbouwen van het wintervolk met langlevende bijen.
Deze jaarlijkse cyclus volgt ieder volk, het is een intern ritme. Jonge volken, voortgekomen uit een (kunst)zwerm, stappen later in en volgen nog maar een deel van deze cyclus. Met een jonge moer zal het volk het lopende jaar niet meer zwermen.
Fase 2 van de cyclus: de groeifase
In april heeft een volk dat per 1 maart teruggebracht is tot een enkele broedkamer behoefte aan uitbreiding. De uitbreiding verloopt in twee richtingen. In de natuur in een holle boom kunnen de bijen uitsluitend naar beneden groeien. Ze zullen de binnenkomende honing altijd aan de bovenkant en ook deels aan de zijkanten van het broednest opslaan. Als er boven het broednest geen vrije beschikbare ruimte aanwezig is, zorgt de opslag van de honing ervoor dat het broednest, waarvan permanent cellen uitlopen, naar beneden geduwd wordt. De bijen bouwen dus aan de onderkant nieuwe raat voor de uitbreiding van het broednest.
Het plaatsen van de eerste honingkamer
Dit principe kunnen we deze natuurlijke weg ook het beste volgen in onze stapelkasten. Wetende dat de honing direct boven het broednest opgeslagen wordt, kun je bovenop de broedkamer het beste een lage honingkamer plaatsen, liefst met allemaal uitgebouwde raten. De oude wintervliegbijen willen hun lading snel kwijt kunnen. De jonge bijen zorgen voor de afhandeling en opslag. Daar hebben ze de handen vol aan. Wil je de honing later oogsten, plaats dan direct ook samen met de honingkamer een moerrooster. Het plaatsen van de honingkamer is echt pas nodig, indien het volk bijna volledig alle ramen van de bovenste broedkamer bezet. Bij een te klein volk leidt dit anders tot nodeloos energieverlies en derhalve warmtestress vanwege de opstijgende warmte uit het broednest.
Het uitbreiden van het broednest
Zodra het volk in omvang toeneemt, wil het ook het broednest uitbreiden. In principe biedt een elfraams spaarkast broedkamer ruimte voor 60.000 cellen. Dit zou in principe voldoende moeten zijn voor de meeste koninginnen. Een sterke voorjaarsdracht kan echter voor het vollopen van vrije cellen in het broednest zorgen. Plaats daarom bij een sterke dracht ook direct een hele of een halfhoge broedkamer met het liefst allemaal kunstraat voor de toekomstige uitbreiding van het broednest. Neem echter in het midden twee ramen weg en plaats daar twee uitgebouwde ramen, dat vergemakkelijkt de overgang van de moer naar de onderste bak. Plaats deze bak dus onder, dan blijft de warmtehuishouding op orde. De bijen nemen deze ruimte pas in wanneer ze de ruimte nodig hebben. Ze volgen hun natuurlijke gedrag.
Wil je het broednest beperken tot 1 broedkamer met elf ramen (het zogenaamde eenbaksimkeren) – dit voorkomt veel gehannes met het zoeken naar de koningin en het zoeken van belegde zwermcellen of straks redcellen – dan moet je het liefst met zwermtrage bijenrassen gaan werken en vooral tijdig voor voldoende honingkamers zorgen. Het eenbaksimkeren heeft absoluut mijn voorkeur. Mede omdat ik met het zwermtrage ras Buckfast werk. Eenbaksimkeren is eenvoudiger, minder tijdrovend en levert meer honing op in de honingkamers.
Het plaatsen van de eerste honingkamer doe je wanneer de broedkamer bijna volledig gevuld is met bijen (dus 8 a 9 ramen bezet) en er volop dracht is van wilg en/of paardenbloem en/of kersen. Meestal is dit eind maart/begin april. Voor de kersenbloei moet er zeker een honingbak geplaatst zijn, anders mis je de slag om de voorjaarshoning (NB mits het volk sterk genoeg is).
Zwakke of middelmatige volken verenigen
Middelmatige of zwakke volken, die dus de grens van 8 a 9 bezette ramen niet halen, kunnen beter verenigd worden eind maart. Zwakke of middelmatige volken brengen je geen volle honingkamer met voorjaarshoning, daar zijn ze nog niet aan toe, dus snel verenigen.
Het plaatsen van het bouwraam
Mocht je nog geen bouwraam geplaatst hebben, doe het dan nu. Plaats deze in de bovenste broedkamer op positie twee of negen (bij gebruik van tien ramen).
Persoonlijk ben ik voorstander van het gebruik van één broedkamer spaarkast, dat wil zeggen een hele broedkamer eventueel op het koolzaad met daaronder een halfhoge kamer. Deze gezamenlijke ruimte biedt meer dan voldoende ruimte voor het broednest. Tom Seeley heeft onderzocht dat kleine compacte broednesten in 1 bk de mijtenreproductie vermindert. Dit is een aspect van het Darwiniaanse imkeren, zoals geintroduceerd door Tom Seeley. Over het Darwiniaanse imkeren heb ik een imkerboekje uitgebracht. Om het bijenvolk toch voldoende ruimte te bieden en om de zwermdrift een beetje af te remmen, werken we boven het broednest met meer dan één honingkamer. Daarover meer in het volgende blogbericht.
Een video over de uitbreiding aan de boven- en onderkant
In de volgende video zie je het plaatsen van de honingkamer en de tweede broedkamer. In dit geval gebruik ik bij uitzondering een tweede broedkamer omdat dit volk later gebruikt wordt voor de koninginnenteelt, waarbij je twee grote bakken nodig hebt om te kunnen splitsen.
Waarom de moer merken en knippen?
Het merken van de moer heeft tot doel haar makkelijker te kunnen vinden wanneer je in mei een kunstzwerm wilt gaan maken. Het knippen van de moer heeft ook tot doel haar vliegvaardigheid te beperken, waardoor, wanneer er onverwachts toch een zwerm afkomt, de bijen weer terugkeren naar de eigen kast, omdat de moer – soms met een handje bijen – in het gras voor de kast belandt.
Met gemerkte moeren kun je (stille) moerwisselingen onderkennen, het gebeurt vaker dan je denkt.
Wanneer merken en knippen?
In het prille voorjaar is de bezetting in een volk op zijn kleinst. In maart en april worden de oude winterbijen vervangen door een nieuwe generatie voorjaarsbijen, dus is de kans het grootst dat je de moer in het kleinere volk makkelijker kunt vinden. In mei en juni wordt dit met de steeds groter wordende volken moeilijker zeker voor de beginnende imker. Probeer de moer dus te vinden bij mooi weer tijdens de eerste of de tweede voorjaarscontrole. Koninginnentelers merken de jonge moeren vaak direct na de geboorte. Knippen doe je uiteraard na de paring, dus in het voorjaar.
Waarmee merk je?
Dat kan met genummerde plaatjes (speciaal voor telers), daarbij moet je eerst lijm aanbrengen (Pattex Gold Gel). Maar speciale markeerstiften werken ook goed. Vaak slijten de kleuren wel snel. Daarom gebruiken sommige imkers nagellak of autolak. Het geboortejaar bepaalt de kleur van de lak, maar dit is natuurlijk geen verplichting.
Waar vind je de moer?
De moer houdt zich in negen van de tien gevallen op in de bovenste broedkamer, domweg omdat daar meestal het broednest zit. Maar ook later in het jaar wanneer het broednest soms uit twee bakken bestaat, is de kans zeer aanzienlijk dat ze bovenin rond loopt. Het meeste broed zit toch meestal daar.
De moer zit in de regel aan de donkere kant van het raam. Dus op de kant waarop geen licht valt wanneer het raam nog in de kast hangt. Kijk daar vooral, eerst langs de randen aan de onderkant, want door de lichtval probeert ze vaak weer terug te lopen naar de andere kant van het raam.
Hoe merk en knip je de moer?
Het merken en knippen doe ik vrij uit de hand, daarmee ben je het snelste klaar. Het draaien van een moer in een merkkluisje om haar goed te positioneren is een stresvol klusje zowel voor imker als voor de moer. Dus kun je haar makkelijker met duim en wijsvinger via het harde borststuk fixeren op de raat en vervolgens eerst knippen en dan merken. Let op de looprichting bij het fixeren in de volgende video, dat vergemakkelijkt het merken en knippen. In de regel begin ik met knippen – toevallig in deze video niet – want na het knippen kan ze niet meer wegvliegen. Iets dat iedereen helaas wel eens meemaakt. Gelukkig komt ze vaak weer terug in haar eigen kast, zeker als ze van daaruit haar paringsvlucht gemaakt heeft.
Hoe leer je het merken en knippen?
Oefenen baart kunst en kinderen. Praktiseer het merken en knippen vooral op darren. Ze kunnen je niet steken en zijn uitermate geschikte oefenobjecten. Knippen kun je net doen alsof. Maar merken gaat gemakkelijk. Je krijgt dan ook een goed gevoel waar je de dar bij het borststuk kunt vastzetten. Dat vastzetten van de moer en dar doe je dus terwijl ze loopt op de raat. Leg de raat gewoon horizontaal vlak op de toplatten van je kast en hou ondertussen goed de moer in de gaten.
Wat is een bouwraam?
Het bouwraam is een broedkamerraam zonder kunstraat en zonder bedrading met hooguit een reepje kunstraat van een paar millimeter aan de toplat. Plaats je een dergelijk bouwraam aan de buitenkant van het broednest, terwijl het broednest zelf al een redelijke omvang bereikt heeft van zo’n zes ramen broed dan zullen de bijen bij voorkeur darrenraat in die lege ruimte bouwen. Bijen weten evolutionair dat ze darren nodig hebben voor de voortplanting in mei/juni, dus geven ze in april of eind maart aan de buitenste randen van het broednest ruimte voor hun darrenraat.
Waar en wanneer plaats je het bouwraam?
Zou je het bouwraam te vroeg naast het nog kleine broednest van 3 of 4 raampjes hangen, dan zullen de bijen in het bouwraam deels of volledig werksterraat bouwen, dus plaats het bouwraam altijd op positie 2 of 9 van de bovenste broedkamer. Nooit te bouwen raat direct tegen de buitenkant van de kast hangen, want daar is het koud en daar wordt raat aan de kastkant slecht uitgebouwd.
Wat is het doel van het bouwraam?
Het darrenraat bevat grote larven, die veel vaker gevoerd worden dan werksterlarven. De voedsterbijen met soms meeliftende moedermijten op hun lijf, komen dus vaker langs om te voeren. Dit maakt dat de mijten acht keer vaker instappen in het darrenbroed. Darrrenbroed is dus ideaal om mijten te vangen. Maar pas op: neem het gesloten darrenbroed op tijd weg, want er zitten ook bijna drie keer zo veel mijtendochters in deze cellen dan in werksterbroed.
Het zwakke punt van deze methode
Dit is tevens het zwakke punt van deze biotechnische methode om mijten te vangen en weg te nemen. Ben je te laat met wegnemen dan ben je extra veel mijten aan het kweken. Het wegnemen van het darrenbroedraam – de kippen zijn er stapelgek op – moet tenminste drie keer gebeuren om 40% van de mijten weg te vangen. Doe je het goed, dan scheelt het aanzienlijk in de mijtenreproductie. Ben je één keer te laat, dan is alles voor niets geweest. en span jet het paard dus achter de wagen.
Laatste tips
Pas deze methode uitsluitend toe, indien je regelmatig, dat wil zeggen iedere week of iedere negen dagen je volken kunt controleren.
Indien je het lege darrenraat op positie 2 of 9 plaatst, kun je dit niet te vroeg doen, wel te laat. Dus gebruik je eerste voorjaarscontrole of hooguit de tweede om het bouwraam te plaatsen. Zie deze video:
De tweede honingkamer voorkomt overbevolking
Medio april is het bij goede volken meestal al nodig om een tweede (halve of lage) honingkamer te plaatsen. In de tweede helft van maart hebben de eerste uitgebouwde honingkamer met eronder een moerrooster al geplaatst en in sommige gevallen een onderbak onder de broedkamer. Dit laatste is facultatief, zeker voor zwermtrage rassen. Ruimte voor de bijen verschaf je dus ook door honingkamers boven het moerrooster te geven. Dit voorkomt overbevolking in de broedkamer en dit remt het ontstaan van de zwermdrift af.
Bij dracht lopen honingkamers snel vol
Bij mooi voorjaarsweer zal de dracht goed zijn en kan de eerste honingkamer na zeven dagen al voor vijftig procent of meer gevuld zijn. De tweede honingkamer moet bovenop de eerste honingkamer geplaatst worden. Deze mag voorzien zijn van kunstraat. Door de nieuwe bak bovenop te plaatsen, blijven de bijen ook ‘s nachts doorwerken in de eerste honingkamer en gaan de bijen door met de stapeling van honing richting de nieuwe tweede honingkamer. Dus niet de nieuwe honingkamer onder de eerste plaatsen, want dan verlaten de bijen de al deels gevulde honingbak in de nacht en is de honing slechter bereikbaar vanuit het broednest.
Een derde honingkamer?
Bij extreme drachten zoals op het koolzaad of bij zeer sterke volken kan een derde honingkamer nodig zijn. Deze wordt geplaatst zodra de tweede honingkamer voor 50% of meer gevuld is of wanneer je overal bijen ziet zitten in de bovenste honingkamer. Deze ook weer bovenop plaatsen! In deze video zie je de controle van het broednest en het plaatsen van de tweede honigkamer.
Eerste helft mei: een broedaflegger maken en wisselcellen vinden
Belegde zwermcellen en dan?
Wanneer je eind april of in mei belegde zwermcellen tegenkomt, dan is dat een duidelijk signaal dat het volk wil gaan zwermen. De aanwezigheid van speeldopjes en darren wil absoluut niets zeggen over zwermdrift, deze kom je in ieder volk tegen. Je kunt de zwermdrift definitief beëindigen door een kunstzwerm te maken. Daarover in een ander blogbericht meer. Je kunt de aanleiding voor het ontstaan van zwermdrift, namelijk overbevolking, ook proberen weg te nemen door het maken van een broedaflegger.
Wanneer maak je een broedaflegger?
Het maken van een broedaflegger kun je al doen voordat er belegde doppen gevonden worden. Maar weet dat iedere onttrekking van grote aantallen volwassen bijen aan het volk de honingopbrengst zal verminderen. Aangezien niet alle bijenvolken zwermdrift laten zien, wacht ik zelf met het maken van broedafleggers totdat er echt meerdere zwermcellen voorzien zijn van larven. Een enkel dopje met een eitje kan ook nog opgeruimd worden door de bijen, dus dan doe ik niets anders dan een aantekening maken en over een week weer terugkomen voor een controle.
Hoe maak je een broedaflegger en wat is het verschil tussen zwermcellen en wisselcellen?
In de onderstaande video demonstreer ik hoe je een broedaflegger maakt. Terloops constateer ik in het hoofdvolk dat er een stille moerwisseling gaande is. Het volk wil dus helemaal niet zwermen, maar heeft blijkbaar geconstateerd dat er iets mis is met de oude koningin. Het verschil tussen zwermcellen en wisselcellen zit ‘m in het verschil in het aantal doppen. Wisselcellen zijn er hooguit vier (volgens de theorieboeken zes). Bij zwermcellen, die overigens altijd ontstaan vanuit speeldoppen, zijn het er vaak tien of meer. Bij het vinden van echte wisselcellen maak je dus geen broedaflegger. Je laat het volk verder met rust. Met wisselcellen zal een volk nooit zwermen.
Wat gebeurt er in de broedaflegger zonder koningin?
Een broedaflegger bestaat doorgaans uit een voerraam met nectar en stuifmeel en twee ramen gesloten broed met opzittende bijen aangevuld met ramen met kunstraat in een vijf- of zesramerkast. De bijen in de net gemaakte broedaflegger constateren al na een paar minuten het gemis aan een koningin en gaan jonge larfjes van ongeveer 1 dag oud voeren met hoogwaardige eiwitvoedersappen, de zogenaamde koninginnengelei. Ze bouwen dus werkstercellen om naar zogenaamde redcellen, waaruit straks jonge koninginnen geboren zullen worden. Vaak maken ze 10 tot 20 redcellen. Vijf dagen na het maken van de broedaflegger zitten er gesloten redcellen in de broedaflegger en twaalf dag na het maken van de aflegger zal de eerste jonge moer geboren worden. Door de zwakke bezetting zal deze moer (de eerste moer heet tuter vanwege het geluid dat zij maakt) de overige jonge moeren (deze heten kwakers vanwege het gedempte geluid vanuit de gesloten cellen) die nog in de redcellen zitten, dood steken. De bijen ruimen de cellen met inhoud vervolgens op. Er blijft dus één koningin over.
Mocht je een broedaflegger gemaakt hebben met echte belegde zwermcellen, dan zullen de bijen toch vaak extra redcellen optrekken. Breek deze redcellen dan weg en laat uitsluitend een paar mooi gevormde gesloten zwermcellen staan. Hieruit komen beter gevoede koninginnen dan uit de redcellen, die de eerste larvale dag nog werkstervoer ontvangen hebben.
De jonge moer op paringsvlucht
Zes dagen later gaat de jonge koningin op orientatievlucht om de omgeving te verkennen en de dag erna of de dagen erna gaat ze op bruidsvlucht om met gemiddeld twaalf darren in de lucht te paren. Weer een paar dagen later gaat ze voor het eerst in haar leven eitjes leggen.
De vier verschillende typen moerdoppen
Iedere beginnende imker wordt geconfronteerd met zogenaamde moerdoppen. Moerdoppen zijn neerwaarts gerichte vergrote cellen, door de bijen zelf gemaakt en bestemd om nieuwe koninginnen in op te kweken. Netjes gezegd worden het ook wel koninginnencellen genoemd.
Meestal ontstaan de eerste in het voorjaar, in april. Deze dopjes worden speeldopjes (1) genoemd omdat ze nog leeg zijn. Ze zijn voorbestemd om zwermcel (2) te worden. Zo worden ze genoemd zodra ze belegd zijn met een eitje.
Kijk ook niet gek op wanneer zo’n eerste belegde zwermcel toch weer verdwijnt of leeg gegeten wordt. Uiteraard kun je ze een paar dagen later aantreffen met een larfje of zelfs als een gesloten zwermcel met daarin een pop. De speeldopjes worden over het algemeen aan de zij- of onderkanten van het raat gebouwd. Wanneer ze eenmaal belegd zijn dan zijn er meestal wel 8 tot 15 zwermcellen te vinden.
Een gesloten zwermcel betekent meestal, maar niet altijd, dat de voorzwerm met oude koningin vertrokken is.
Er zijn nog twee typen moerdoppen. Wanneer je per ongeluk de moer tijdens een inspectie van het raam in het gras laat vallen, zal ze vaak haar kast niet meer terug kunnen vinden. De huisbijen merken dat na enige minuten al op vanwege het ontbreken van de kenmerken geuren (feromonen) die iedere koningin afgeeft. Overigens geeft een koningin wanneer ze veel eitjes per dag legt, veel meer feromonen af dan in rustiger tijden, zoals in herfst of winter. De bijen gaan wanneer ze de leggende moer verloren zijn een noodplan trekken, ze maken zogenaamde redcellen (3) van werksterbroed waarin larfjes zitten van ongeveer 24 uur oud. Soms met iets oudere, soms met iets jongere.
Aangezien ze deze maken vanuit bestaande zeer jonge werksterlarfjes, zie je ze vaak op een rij zitten tussen het vlakke werksterbroed. Vanwege het noodplan worden ze redcellen (3) genoemd. De engelsen noemen ze terecht emergency cells. Vaak tref je er tussen de 8 en 15 aan soms zelfs meer.
De vierde en laatste soort die je tegen kunt komen heten wisselcellen (4). Je komt ze altijd in kleinere aantallen tegen, meestal niet meer dan 3 of 4. Dat onderscheidt ze ook van de rest. Vaak zitten ze midden op een kaal gevreten plekje midden op de broedraat als een mooie grote pinda, maar soms vind je ze aan de zijkant van de raat. De wisselcellen worden gevormd wanneer de bestaande oud is geworden of een defect heeft. Soms merken de bijen dat het legvermogen afneemt, dan wordt ze ingeruild (gewisseld) voor een jonge opvolger. Laat, wanneer je twee of drie grote doppen aantreft, deze dus staan. Haal ze niet weg en verwar ze niet met zwermcellen. Kijk eens naar het leg- of loopvermogen van de koningin. Soms heeft ze een mank pootje. Bij het vinden van wisselcellen ontstaat er een zogenaamde stille moerwisseling, dat stil duidt erop dat de imkers er meestal niets van merken. Tenzij je je moeren merkt, dan zie je het wel uiteraard. Als je de jonge moer vroeg aantreft, dan zie je ook vaak nog de oude moer. Gewoon de natuur zijn gang laten gaan. Je hoeft zeker niet bang te zijn voor het afkomen van een zwerm. Gebeurt gewoon niet want de reden voor de vervanging was niet de overbevolking of de zwermdrift.
Zowel jonge als oude moeren kunnen een defect hebben en dus gewisseld worden, ook het tijdstip van wisselen kan varieren tussen maart en september. Ik zal nog kenmerkende foto’s proberen toe te voegen, die volgen nog.
Kort samengevat, wat zijn de specifieke kenmerken voor de vier typen moerdoppen:
- speeldoppen zijn slechts een beginstadium van zwermcellen, ze zijn dus altijd leeg. je hoeft ze niet te verwijderen; aantal 8 tot 15 per volk
- zwermcellen zijn dezelfde speeldoppen, maar nu belegd. Naarmate de larf groter wordt, groeit de dop mee. aantal 8 tot 15 per volk
- redcellen ontstaan uit omgebouwd bestaand werksterbroed wanneer de moer verloren gaat. aantal 8 tot 20 per volk
- wisselcellen ontstaan ten gevolge van een defecte of oude moer. aantal hooguit 4.
Eerste helft mei: het maken van een vlieger of veger
Waar en hoe ontwikkelen zich jonge koninginnen?
Door het snel groeiende volk wordt het broednest in april en mei steeds groter en belegt de koningin uiteindelijk ook de randen van het broednest. Ze bouwt het broednest op in de vorm van ovale cirkels, waarvan de omtrek steeds groter wordt. Juist aan de randen van het broednest hebben de huisbijen speeldopjes gebouwd. Die dopjes vormen grotere, naar beneden hangetje wiegjes waaruit uiteindelijk nieuwe koninginnen geboren zullen worden. Deze speeldoppen worden tijdens het leggen van de buitenste randen van het broednest voorzien van een eitje, vanaf dat moment spreken imkers over zwermcellen. Als alles meezit dan worden uit deze eitjes na drie dagen koninklijke larfjes geboren, soms worden de eitjes echter geruimd. Aangezien de larfjes in deze naar beneden hangende cellen koninginnengelei gevoerd krijgen, ontwikkelen deze larven zich niet tot werksterbijen maar tot koninginnen. De prinsessenlarven ontvangen wel tien keer vaker voer dan werksterlarven.
Van ei tot koningin in 16 dagen
Het groeitempo neemt extreem snel toe zowel door de kwaliteit van het voer alsook de tienvoudige voerfrequentie van deze prinsessenlarven. Zestien dagen na het leggen van het eitje wordt de koningin geboren. Echter….. de imker constateert tijdens zijn controles de belegde zwermcellen en breekt deze vaak weg teneinde een natuurzwerm te voorkomen. Sommige imkers laten de zwerm afkomen en hopen dat ze de zwerm op tijd ontdekken en kunnen huisvesten in een nieuwe bijenwoning. Zodra de eerste zwermcellen gesloten zijn, zal de voorzwerm met oude koningin met mooi weer de kast verlaten.
Ingrijpen in het zwermproces?
Dit natuurlijke proces impliceert vaak overlast voor de stedelijke omgeving en de kans op het verlies van een grote bijenzwerm is groot. Vandaar dat imkers vaak ingrijpen tijdens het ontstaan van zwermdrift. Zodra de eerste zwermcellen voorzien zijn van eitjes of larven, dan maakt de imker een broedaflegger of kunstzwerm. Een broedaflegger is niets anders dan het afleggen van twee of drie ramen met hoofdzakelijk gesloten broed en opzittende bijen in een andere vijf- of zesramer. Hiermee kan de zwermdrift mogelijk over zijn, maar dat hoeft niet, want er loopt nog steeds veel broed uit en de koningin is ook nog aanwezig in het zwermrijpe volk.
Een kunstzwerm beeindigt de zwermdrift
Een definitief einde aan de zwermdrift maak je met een vlieger of veger, hierbij wordt de koningin met een behoorlijk aantal bijen in een andere kast gehuisvest. Zonder koningin kan het oude volk niet meer zwermen.
Het maken van een vlieger
De eenvoudigste manier van het maken van een kunstzwerm is het maken van een vlieger. Deze methode heeft grote voordelen ten opzichte van het maken van een veger. Bij de vlieger wordt de oude kast – na het vinden van de moer – 2 a 3 meter verplaatst. Op de oude plek komt een nieuwe broedkamer met bodem te staan, waarin twee uitgebouwde ramen met bijen uit de oude kast in het midden gehangen worden aangevuld met 8 ramen met kunstraat. Van de uitgebouwde ramen mag er eentje open broed bevatten, geen gesloten broed want dat bevat juist 60% van de reproducerende varroamijten. De moer wordt tussen de twee uitgebouwde ramen losgelaten, vervolgens leg je daarop het moerrooster en de bestaande honingkamer(s) van de oude kast. Op deze kast zullen de vliegbijen uit zichzelf terugkeren en de vlieger heeft daardoor de juiste sterkte en zal volop doorgaan met het halen van nectar. De vlieger krijgt dus het moerrooster en de honingkamers van de oude kast (niet vergeten!). De mijtenpopulatie zal gereduceerd worden, omdat er tijdelijk geen mijten geboren kunnen worden (er is geen gesloten broed). Beide kasten zullen in de maand mei voldoende voer hebben. Tegen de zomerdracht zijn beide volken weer sterk genoeg.
Het maken van een veger
Bij het maken van de veger zul je de nieuwe kast, die naast de oude plek komt te staan, zelf als imker moeten voorzien van bijen. Dat is een vervelend klusje, waarbij het lastig is de juiste hoeveelheid bijen in de nieuwe kast te krijgen. Je weet dat de haalbijen weer terug vliegen naar de oude plek, maar je weet niet goed hoeveel jonge bijen er achter blijven in de nieuwe kast. Dat weet je wel wanneer je de veger enkele kilometers verplaatst. Maar vaak heb je geen tweede standplaats. Je loopt dus bij de veger het risico dat deze net iets te sterk of te zwak wordt. Te sterke vegers zouden na zes weken weer kunnen gaan zwermen met de oude moer. Bij de veger moet je ook zelf gaan voeren, want je raakt indien je de kast op de bijenstand laat staan, al je haalbijen kwijt. Verder heb je voor de veger ook twee uitgebouwde ramen met eventueel uitsluitend open broed nodig. De veger mag je ook een voerraam meegeven, vanwege het gebrek aan haalbijen. Zorg dat het oude volk na het maken van de vlieger of de veger geen belegde zwermcellen meer heeft. Dit geldt natuurlijk ook voor de twee ramen met bijen, die je in de vlieger of veger hebt gehangen.
De voordelen van een vlieger vergeleken met een veger
- De (haal)bijen verplaatsen zich zelf van de oude kast (de afvlieger) naar de nieuwe kast (de vlieger), je hoeft er niets aan te doen;
- De vlieger krijgt alle vliegbijen/haalbijen en daarom hoef je deze in tegenstelling tot de veger niet te voeren;
- De vlieger is altijd van voldoende sterkte, terwijl een veger vaak net te zwak blijkt te zijn geworden omdat de haalbijen weer terugvliegen op dezelfde bijenstand naar de oude kast;
- De vlieger gaat volop nectar halen en omzetten naar honing, omdat er geen of nauwelijks larven te voeden zijn.
Het verzorgen van het oude volk zonder koningin
Vervolgens kun je dertien dagen later in het moerloze volk doppen breken, die ontstaan zijn vanuit redcellen en de jonge moeren in laten lopen. Daarover meer in het volgende blogbericht.
In onderstaande video geef ik uitleg over het maken van de vlieger.
Eind mei: Doppen breken en moeren in laten lopen
Het vormen van redcellen
Na het uitnemen van de oude koningin, waarmee je een vlieger of veger hebt gemaakt, zullen de bijen zich in het oude volk moerloos voelen. Ze zullen vrijwel onmiddellijk jonge werksterlarfjes promoveren tot prinsessenlarfjes. De cellen er omheen worden geruimd en de prinsessencel wordt omgebouwd tot redcel. Net als iedere moerdop zal de opening naar beneden toe open zijn en een vergrote dop vormen. Aangezien de larf al een dag oud is en het eistadium van 3 dagen al gepasseerd is, blijven er dus nog 16 – (3+1) is 12 dagen over voor er een eerste koningin geboren wordt.
De geboorte van de tuter en de kwakers
Zodra de eerste moer geboren is, laat ze dat horen door te tuten. Dat geluid – in feite voor de bijen een trilling van de raat – bevriest voor enkele seconden de bewegingen van alle werksters en is een signaal voor de bijen dat ze geboren is. De andere rijpe moeren, die ook op het punt staan om geboren te worden vanuit de andere redcellen kunnen dit trillen op dezelfde raat ook voelen.
De timing van het doppen breken
Als imker grijp je op de dertiende dag na het maken van de kunstzwerm in en laat de overtollige jonge moeren uit hun cellen los. Dit doe je na 15.00 uur (zomertijd) zodat de kans op nazwermen die dag verkeken is en de jonge moeren het onderling uitvechten tot de sterkste of slimste overblijft. Dit heet doppen breken.
Wat kun je zoal tegenkomen?
- Een tuter en nog gesloten doppen
Je hebt aan de buitenkant van de kast al een tutende moer gehoord. Dat geeft je zekerheid dat ze geboren is. Je maakt dan de kast open en breekt alle gesloten doppen open en laat een aantal jonge moeren inlopen (zie boven).
- Een tuter en open gebeten doppen
Je hoort de tuter, maar treft in de kast opengebeten en uitgeruimde doppen aan. Dat maakt het alleen maar makkelijker. De tuter heeft blijkbaar haar zussen in de dop dood gestoken en de bijen hebben de inhoud opgeruimd. Klaar is Kees. De kast kan weer dicht.
- Geen tuter, wel een uitgelopen dop
Je hebt geen tuter gehoord. Dan maak je de kast open en inspecteeert de raten. Het eerste raam met mooie gesloten doppen zet je tijdelijk aan de kant. Je zoekt op de andere ramen naar een dop, die uitgelopen is. Dat zie je aan een mooi open gaatje aan de onderkant van de dop. Soms hangt het deurtje (klepje) er nog aan. In dat geval kun je de doppen na controle weg breken. Lopen er andere jonge moeren uit, dan is het ook goed. Je verwijdert alle doppen, ook die van het weggezette raam.
- Geen uitgelopen dop te vinden en geen tuter
Je vindt geen enkele uitgelopen dop en ook geen rijpe moeren, die uitlopen. Dan gebruik je het weggezette raam. Je laat één mooie gesloten dop staan en de rest breek je weg. Hier zal de komende dag of dagen wel een moer uitlopen en over 4 weken kun je haar controleren.
Werk nauwkeurig en zie geen dop over het hoofd
Met het uitlopen van een moer of het onderling uitvechten zodat er maar één moer overblijft, heb je de kans op nazwermen geëlimineerd. Zorg er wel voor dat je door het afschudden van de ramen iedere dop vindt, het overslaan van een dop kan uiteraard weer leiden tot een nazwerm.
De paringsvluchten
Ongeveer zes dagen na de geboorte van de moer zal ze een orientatievlucht maken om een googlemapje aan te leggen van de omgeving. De dag(en) erna zal ze de echte paringsvluchten uitvoeren. Ze bezoekt meestal in de middag met mooi weer darrenverzamelplaatsen en paart in de lucht met 8 tot 25 darren. Gemiddeld paart ze met 12 darren. Die darren vliegen in de middag massaal uit en verzamelen zich in zwermen van darren, die bestaan uit honderden tot duizenden darren. Dit wordt een darrenverzamelplaats genoemd. Ze vliegen op een hoogte van 5 tot 30 meter. Er wordt wel eens gezegd dat ieder bijenras zijn eigen vlieghoogte heeft. Toch komt het tot raskruisingen.
Paringsvluchten verlengen het vaderschap van de darren met jaren
Na de daad vallen de darren dood uit de lucht, ze kunnen het avontuur niet navertellen. De moer komt terug en zal – indien ze volwaardig bevrucht is – noooit meer op paringsvlucht gaan. Na twee dagen zit het sperma in de spermablaas en begint ze bevruchte eitjes te leggen. Dat houdt ze twee tot vier jaar vol. Hiermee wordt in feite het leven van de darren voortgezet via het nageslacht. Zodra ze oud en bijna uitgelegd is, zal ze stilletjes vervangen worden door een jonge moer. Zo’n vervanging zonder zwermgedrag noemen we een stille moerwisseling.
Jonge moercontrole
- Ze heeft mooi vlakgesloten werksterbroed. Dit is meestal het geval. Toch zijn er uitzonderingen, die de imker voor een raadsel kunnen plaatsen.
- Zou ze uitsluitend bultbroed hebben, dan is ze onbevrucht gebleven en moet je haar vervangen. Dit bultbroed wijst dus op onbevruchte eitjes die in werkstercellen gelegd worden. De onbevruchte eitjes worden darrenpoppen en die passen gewoonweg niet in het werksterbroed.
- Vind je nog helemaal geen (open) broed, dan kun je een raam open broed uit een andere kast inhangen (ik noem dit de lakmoesproef). Dit raam kun je na vier dagen controleren. Is de moer inderdaad afwezig dan vind je na vier dagen redcellen op dat raam. Wordt het raam met broed gewoon verzorgd dan moet je nog een week geduld hebben, de moer is wel aanwezig maar nog niet zichtbaar aan de leg.
- Tref je individuele cellen aan met bultbroed en cellen met meerdere eitjes dan heb je te maken met eileggende werksters. Vanwege het ontbreken van de moer en het ontbreken van broed missen de bijen de feromonen, die de moer en het open broed afgeven. Dit gebrek aan feromonen activeert de eileiders van enkele honderden werksters en ze gaan eitjes leggen. Dit leidt tot niets want de eitjes zijn onbevrucht. Het beste kun je de bijen voor de andere kasten op enige meters afstand afschudden, zodat de werksters nog verder kunnen leven in andere volken. De eileggende werksters blijven in het gras achter.
Het oplossen van het probleem met eileggende werksters
Mocht het aan je hart gaan om dit volk volledig af te slaan voor de andere kasten, dan is er nog wel een oplossing denkbaar. Je kunt namelijk de oorzaak van het eitjes leggen door werksters ondervangen. De oorzaak zit in het gebrek aan onder andere broedferomonen vanuit het open broed (larven geven deze feromonen af). Door twee weken achter elkaar twee ramen met open broed in te hangen, beeidig je het gebrek aan broedferomonen en zal de normale hormoonhuishuishouding terugkeren.
Na een laatste check op de aanwezigheid van redcellen – breek deze allemaal weg – hang je een leggende moer via een nicotkluisje zonder clipje en met suikerdeeg tussen de ramen met broed. Na 10 dagen mag je kijken of deze truc geslaagd is.
In deze video zie je de gebruikelijke situatie, namelijk mooie vlakgesloten broed.
De zomerse honingoogst
Voorjaars- en zomerhoning en soms een tussendracht
Nederland kent twee hoofddrachten, te weten het voorjaar en het begin van de zomer. De maanden april en juni zijn de maanden, waarin de dracht zeer uitbundig kan zijn. Natuurlijk moeten de weersomstandigheden en de bodemgesteldheid ook gunstig zijn. Op deze voorjaars- en zomeroogst heb je natuurlijk tal van lokale uitzonderingen. Vooral de land- en tuinbouw bieden vaak aanvullende drachten. In sommige jaren is er nog sprake van een tussendracht van de pseudoacacia. Tijdens zeer warme dagen kan de acaciabloesem een rijke dracht geven.
Nazomerdrachten
In de nazomer zou je nog naar de heidevelden kunnen reizen. Een dracht, die honderd jaar geleden nog als belangrijkste dracht in Nederland werd gezien. Helaas is veel heide verloren gegaan ten gunste van de landbouw en stedelijke uitbreidingen. Ook de reuzespringbalsemien is een nazomerdracht.
Het voorjaar
In het voorjaar gebruiken de volken de dracht over het algemeen om hun aangesproken wintervoorraden te herstellen en het volk in omvang te laten groeien. Het volk moet herstellen van de winter en grote aantallen bijen opbouwen om de voortplanting (het zwermen) mogelijk te maken en daarna de zomerdracht binnen te halen.
De zomer
De zomerdracht begint tegenwoordig in juni en eindigt in de regel begin juli. Vroeger viel deze dracht circa 3 weken later. De zomer bestaat vooral uit lindebloesem en tamme kastanjebloei, aangevuld met braam en witte klaver.
Zowel het voorjaar als de zomer leveren vaak meer dan voldoende honing op voor het overbruggen van de minder rijke drachtperioden en de herfst en winter. Ook in slecht weer perioden vallen de bijen terug op hun voorraden. De voorraden zijn zo groot, dat het verantwoord is om een deel hiervan te oogsten voor menselijke consumptie. Laat altijd tenminste 6 tot 8 kilo als reservevoorraad achter voor slecht weer perioden. Voor de herfst en winter is tenminste 14 tot 20 kilo reserve nodig om het volk te overwinteren. De hoeveelheid hangt weer af van de omvang van het volk. Vaak corrspondeert dat weer met het gebruikte kasttype en het aantal ramen dat een volk bezet.
Het afnemen van de honing
In deze video zie je het plaatsen van een uitlaatbord en het bijvoeren voor de afname van de honingopbrengst.
Meer dan honing
De bijen verzamelen nectar, stuifmeel, water en kithars. Stuifmeel wordt opgeslagen in de vorm van bijenbrood. Nectar moet ingedampt worden ter voorkoming van gisting. Zodra de honing rijp is, kan deze deels geoogst worden. Je kunt de honing natuurlijk ook in de bijenkasten achterlaten.
Oogstbaarheid honing
De rijpheid (oogstbaarheid) van de honing kun je op drie manieren vaststellen:
- De verzegeling: Indien tenminste 65% van de honingcellen verzegeld is met witte was, dan is de honing voldoende rijp om te oogsten;
- De stootproef: sla met je hand stevig op een kant van het raam met deels open honing. Spettert er geen nectar uit, dan is de honing rijp genoeg om te oogsten;
- Meting: met een refractometer kun je het watergehalte vaststellen van honing. Honing mag niet meer dan 20% water bevatten. Dit is af te lezen op de refractometer. Voor heidehoning geldt een percentage van 23%.
De verwerking van geslingerde honing
Na het slingeren van de honing blijft de honing nog drie dagen rusten in een emmer, zodat lucht- en wasdeeltjes naar boven kunnen drijven. Deze kun je met een spatel na drie dagen afnemen. Dit proces wordt het klaren van de honing genoemd. Het honingschuim kun je eventueel weer terugvoeren aan de bijen of voor eigen gebruik benutten. Na het klaren is de honing klaar om er potten mee af te vullen en te voorzien van een eigen honingetiket. Denk wel aan de specifieke voorwaarden, die de overheid stelt aan de etikettering. Dit en veel meer is na te lezen in het Warenwetbesluit Honing.
In het cursusboek Honingkunde van het Bijkersgilde kun je alles over honing terugvinden.
Eind juli: varroabestrijding
In Nederland officieel toegestane middelen
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (het CBG) houdt een lijst bij met de offieel toegestane middelen voor honingbijen. Deze kun je via deze link vinden. Denk eraan dat de overige middelen niet toegestaan zijn als diergeneesmiddel, soms wordt de toepassing gedoogd dat wil zeggen oogluikend toegestaan.
Het driegangen menu van BIJEN@WUR: het voorgerecht
De gangbare varroabestrijding in Nederland bestaat uit een driestappenplan. Eind maart/begin april wordt een eerste vangraam geplaatst om zo’n 40% van de mijten, die de winter toch overleefd hebben weg te vangen (zie stap .. van de jaarlijkse imkerhandelingen). Deze handeling moet tenminste drie keer herhaald worden. Overigens blijkt uit een Coloss-onderzoek in Oostenrijk dat het niet toepassen van de darrenraatmethode niet leidt tot hogere wintersterfte. In Nederland wordt deze methode door de helft van de imkers uitgevoerd.
Het hoofdmenu
De tweede stap is de zomerbestrijding. Deze dient in de hoofdvolken uitgevoerd worden zodra de honingoogst is afgenomen, doch niet later dan begin augustus. Uiteraard mag de honing ook achterblijven in de kast, maar na de varroabestrijding is deze niet meer geschikt voor menselijke consumptie.
De zomerbestrijding is de belangrijkste bestrijding uit het driestappenplan. De bestrijding moet de laatste generatie zomerbijen ontdoen van mijten, zodat de nieuwe generatie langlevende winterbijen die in de maanden augustus, september en oktober geboren worden, verschoond zijn van mijten. Zonder aantasting van mijten kunnen ze dus rekenen op een lang leven. Poppen, die wel belast zijn met mijten hebben vaker een verzwakt immuunsysteem waardoor ze kortstondig zullen leven vanwege de door mijten ingebrachte DWV-virussen.
Wanneer behandelen?
De timing van de zomerbehandeling is cruciaal. In overjarige volken dient de bestrijding in de tweede helft van juli te beginnen. De laatste generatie zomerbijen moet namelijk ontdaan worden van mijten teneinde de overstap naar de larven van de de aankomende winterbijen tegen te gaan. Bij de jonge volken, die in mei en juni opgezet zijn, kan de bestrijding beter vanaf half augustus tot eind augustus begonnen worden, omdat deze volken met jonge moeren hun broedpiek later hebben liggen en dus nog langer doorbroeden. De blokbestrijding, die vaak 3 tot 6 weken duurt, richt zich vooral op de mijten, die uit het gesloten broed kruipen. De mijten op de bijen worden vrijwel direct bij de start al om zeep geholpen.
Warmtestress
Bestudeer de bijsluiter van het gebruikte product goed. De meeste producten dienen niet toegepast te worden bij buitentemperaturen boven de 30 graden. Daarbij is vooral de eerste week relevant, de werking neemt namelijk na de eerste week af.
Verschillende opties voor de zomerbehandeling
De bestrijding kan met drie verschillende middelen uitgevoerd worden:
- met harde chemische middelen, waar ik hier niet nader op zal ingaan, omdat de mijten vrij snel resistentie opbouwen tegen deze middelen. Waardoor ze niet langer effectief werkzaam zijn. Bovendien dreigt contaminatie van de honing, vanwege de opname van de chemische middelen in de was van de raten;
- met chemische organische middelen. Deze zijn te verdelen in een groep met zuren en een groep producten op basis van tijmolie.
- met de volgende zuren: mierenzuur en oxaalzuur. In Duitsland wordt tevens melkzuur toegepast.
- Mierenzuur is in verschillende concentraties verkrijgbaar. Overweeg vooral het gebruik net als in Duitsland te beperken tot 60% mierenzuur. Het is in Nederland ook verkrijgbaar in 70% en in 85% oplossingen. Dit werkt het maken van fouten in de dosering in de hand. Mierenzuur is goed toepasbaar via de Liebig Dispenser (langzame behandeling) of een Apidea Verdamper (stootbehandeling). Gezien de vele variabelen waarmee rekening gehouden moet worden bij de behandeling, zijn er meer eenvoudige middelen voorhanden. Er worden ook kant-en-klare applicaties met mierenzuur verkocht, zoals het product MAQS.
- Oxaalzuur wordt in de vorm van een suikerwateroplossing vooral gebruikt voor de late herfst (begin december) behandeling. Er zijn wel van oxaalzuur afgeleide producten in de markt verkrijgbaar zoals Oxuvar, ApiLifeVar en VarroMed. Beide producten werken goed als blokbehandeling (meervoudige behandeling) en zijn voor iedere imker eenvoudig uitvoerbaar en minder gevaarlijk in het toepassen dan mierenzuur. ApiLife-var is verkrijgbaar bij deze leverancier (in Duitsland). Een handige dosseerfles voor oxaalzuuroplossingen is HIER verkrijgbaar. Mochten deze ook in Nederland verkrijgbaar zijn, dan graag reageren, dan vermeld ik ze hier.
Een video, waarin een volk behandeld wordt met VarroMed (vroeger HiveClean):
Een video, waarin een volk behandeld wordt met de Liebig Dispenser:
Een video, waarin ApiLifeVar wordt toegepast:
Als tijmolie preparaten zijn er de volgende producten:
- Apiguard, een gel in een doosje, dat bovenop de toplatten gelegd moet worden. Een doosje volstaat voor één- en tweebaks volken. Het betreft weer een blokbehandeling, die twee keer achter elkaar uitgevoerd moet worden.
- Thymovar bestaat uit gele plaatjes waarin tijmolie zit. Per bak dient één plaatje toegepast worden, dus bij een tweebaks kast twee plaatjes bovenop de toplatten. Tevens dient er weer een blokbehandeling uitgevoerd te worden.
Hier is een video van de producent van Apiguard:
Een video van de producent van Thymovar:
Beschermingsmiddelen
Gebruik bij de toepassing van alle middelen rubberhandschoenen. Bij het gebruik van zuren is tevens gezichtsbescherming noodzakelijk. Per applicatie kan dit verschillend zijn. Alle middelen hebben een meer of mindernegatieve impact op de 8000 micro-organismen, die in ieder bijenvolk aanwezig zijn. De goede bacterien en enzymen kunnen eveneens dood gaan en ieder middel kan schadelijke invloed hebben op het jonge broed en de bijen. Pas ze daarom alleen toe wanneer het noodzakelijk is.
De enige duurzame oplossing bestaat uit de teelt en selectie van Varroa Sensitief Hygienische bijen in combinatie met de toepassing van bepaalde imkertechnieken. In de NBV-bijenblog wordt hierover regelmatig gepubliceerd.
Medio augustus: het inwinteren begint
Drie methoden van inwinteren
In deze video zie je drie verschillende manieren om volken in te winteren. Onder inwinteren verstaan we het bijvoeren van volken om de honingvoorraden op te krikken tot de noodzakelijke reserves om de winter door te komen. Het winterseizoen duurt tot medio maart. Vanaf dat moment komt er meestal weer voldoende vers voedsel binnen van de wilgendracht.
Noodzakelijke hoeveelheid?
Een volk in één broedkamer (spaarkast) heeft 14 kilo wintervoer nodig en in een Dadantkast is dat ongeveer 18 tot 20 kilo. Die 18 kilo komt weer overeen met de hoeveelheid reserves voor een tweebaks spaarkastvolk. Van tweebaks is sprake wanneer het volk echt twee bakken bezet. Is de onderste bak nagenoeg leeg, dan beschouwen we zo’n volk als een éénbaksvolk. Bij een goed bezette 6-ramer kun je ongeveer 8 kilo wintervoer kwijt, hou deze zesramers en eventueel miniplussen na de winter extra in de gaten en voer in maart bij met suikerdeeg. Dat is vaak nodig.
Het schouwen van de volken
Winter uitsluitend sterke volken (medio augustus > 8 ramen simplex bezet) in, dat voorkomt veel wintersterfte. Zwakke en middelmatige volken kun je beter voor het inwinteren samenvoegen, zodat je uitsluitend sterke volken overhoudt. Uiteraard zijn goed bezette reservevolken in 6-ramers ook de moeite waard om in te winteren. Het samenvoegen van volken kan ook nog gerust in september, oktober en november.
Medio augustus schouwen we de volken en stellen we vast hoeveel verzegelde honing er aanwezig is. Iedere vierkante decimeter aan twee kanten verzegelde honing weegt 370 gram. Een compleet verzegeld simplex broedkamerraam weegt 2,1 kilo. De aanwezige hoeveelheid honing hoef je dus niet meer bij te voeren. Het bijvoeren betreft het deel dat nog ontbreekt ten opzichte van de gewenste 14 of 18 kilo.
Iedere kilo droge kristalsuiker opgelost in water wordt door de bijen opgenomen en ingedampt totdat de suikerwateroplossing nog maar 20% water bevat. Die ene kilo suiker wordt derhalve als wintervoer ongeveer 1,2 kilo vanwege het aanwezige water in het voer. Met 10 kilo droge suiker maken de bijen dus 12 kilo wintervoer. Ditzelfde geldt voor cans invertsuiker, ondanks het brutogewicht van 14 kg of iets dergelijks is het droge gewicht ongeveer 10 kg suiker. Deze 14 liter invertsuiker wordt weer door de bijen ingedampt tot 12 kilo wintervoer.
Indien een groot volk (tweebaks spaarkast of 10-raams Dadant) medio augustus niet meer over enige reserve beschikt, moet je dus 1,5 can invertsuiker voeren om aan de gewenste 18 kilo wintervoer te komen.
Het maken van de suikerwateroplossing
Bij het oplossen van kristalsuiker kun je het makkelijkste 3 kilo suiker oplossen in 2 liter handwarm water. Gebruik van warm of heet water leidt niet tot de vorming van HMF.
Voerhulpmiddelen
Eigenlijk kun je de hulpmiddelen om het vloeibare voer aan te bieden verdelen in drie opties:
- in voerbakken, die je op het voergat van de dekplank plaatst of die de hele broedkamer afdekken als vervanging van de dekplank
- in interne voerbakken (plastic of hout) die je op de plaats hangt van 1 of 2 BK-ramen.
- door rechtstandige plaatsing van schoongespoelde lege openstaande melkpakken of frisdrankflessen met afgesneden hals op de bodem van een Topkast, Dadantkast of TBH plaatst. Steek wat takjes of wat stro in de melkpakken of petflessen, zodat de bijen niet kunnen verdrinken.
Al deze hulpmiddelen werken goed.
Periode van inwinteren
Voer het streefgewicht in de periode van half augustus tot half september met een mogelijke uitloop tot 1 oktober. Voer in het begin kleinere hoeveelheden van 1,5 kg per keer/per week en voer het gewicht op in de richting van de laatste 2 weken voor 15 september. Controleer vooral eind september of de kasten fors zwaarder geworden zijn. Sommige volken zetten de verstrekte energie om in een vergroting van het broednest. Dit is niet de bedoeling, het broednest moet juist langzaam krimpen ten gunste van het ontstaan van langlevende winterbijen. Dit worden dus met name de jonge bijen die niet meer als voedsterbij gediend hebben. Mocht het gewicht van de kast te licht zijn, voer ze dan gerust nog 5 tot 10 kg bij. Controleer bij twijfel zo nodig de voervoorraad.
Met suikerdeegblokken extra vroeg beginnen
Mocht je zoals in de video te zien is, willen voeren met grote 15 kg suikerdeeg blokken, begin dan zeker half juli al direct met het plaatsen van de doos suikerdeeg, want ze hebben hier twee maanden voor nodig. Na afloop weer controleren.
November/december: oxaalzuur druppelen of sublimeren
Het dessert van de varroabestrijding
Het driestappenplan van de varroabestrijding, ook wel het driegangenmenu genoemd, wordt afgesloten met het dessert. Het dessert bestaat uit het druppelen met een oxaalzuursuikeroplossing of het sublimeren van oxaalzuurkristallen. Negentig procent van de behandelaars past de druppelmethode toe. Deze methode is veiliger voor de imker, doch mag slechts eenmalig toegepast worden op de bijen.
De meest effectieve behandeling
Gezien de effectiviteit van 90% werken deze methoden zeer goed. Dit is te danken aan het feit dat er in november en de eerste helft van december geen of nagenoeg geen broednest meer aanwezig is waarin de mijten zich schuil kunnen houden.
Late herfst behandeling
Aangezien de winter officieel op 21 december begint en er vanaf die datum ook weer een begin van een broednest kan ontstaan, noemen we deze behandeling in de periode van eind november/begin december tegenwoordig ook wel de ‘late herfst behandeling’, overeenkomstig de naamgeving in andere landen. In Duitsland is het zelfs verboden om deze behandeling later dan 1 januari uit te voeren. Belangrijk is om deze behandeling in zijn juiste context te zien. Deze behandeling zal er zeker niet voor zorgen dat zwaar besmette volken de winter overleven, hun lot staat al vast. Het belangrijkste doel is om de restbesmetting, overgebleven na de zomerbehandeling verder te reduceren zodat de volken, zo schoon mogelijk beginnen aan het voorjaar. Het is dus een preventieve behandeling om een mijtenexplosie in de loop van het komende jaar te voorkomen.
Selectief bestrijden
Mocht de mijtenbesmetting in november al behoorlijk laag zijn – dit is het geval wanneer er minder dan 2 mijten per dag vallen – dan kan de late herfst behandeling overgeslagen worden. Dit selectief bestrijden wordt ook wel Integrated Pest Management (IPM) genoemd.
De werkwijze met druppelen
Voor de druppelmethode heb je 5 ml handwarme oplossing per straatje bijen nodig. De buitenste verkleinde straatjes tellen niet mee. Dus heb je zes volwaardige straatjes en twee kleine buitenste straatjes dan druppel je 6 x 5 ml is ongeveer 30 ml oxaalzuursuikerwateroplossing. De maximaal te geven hoeveelheid per volk is 50 ml. Je druppelt in de straatjes waar de bijen zichtbaar zijn. Soms zit de wintertros tussen twee broedkamers in, dan zul je moeten kiepen (zie video). Bij het kiepen hoef je alleen maar in de onderste bak te druppelen. De bijen verspreiden het oxaalzuur wel in de wintertros. Het druppelen doe je bij temperaturen tussen de min vijf en plus vijf graden. Houd de buitentemperatuur goed in de gaten, het is echt belangrijk voor de effectiviteit dat de bijen vast op de wintertros zitten. De druppelmethode met oxaalzuur of VarroMed mag slechts eenmalig toegepast worden in december anders schaadt het de bijen.
NB behandel zeer zwakke volkjes (3 straatjes en kleiner) niet, ze koelen te snel af en overleven de behandeling meestal niet.
De bereidingswijze
Een oxaalzuuroplossing maak je door 600 gram kristalsuiker op te lossen in 600 ml handwarm water (bij hard kraanwater gedeminiraliseerd water gebruiken, dit is te koop bij de bouwmarkt) en daar vervolgens 35 gram oxaalzuurdyhidride kristallen aan toevoegen en oplossen. Denk weer aan rubber handschoenen en een P2 mondkapje. Je kunt ook VarroMed toepassen, want dat bevat ook ongeveer dezelfde hoeveelheid oxaalzuur.
Oxaalzuuroplossingen en VarroMed zijn slechts beperkt houdbaar. In december aangebroken/aangemaakte oplossingen kun je volgend jaar augustus niet meer gebruiken. Oxaalzuur en VarroMed dien je in de late herfst slechts eenmalig toe te passen.
Vergassen van oxaalzuurkristallen
Sublimeren is meer specialistenwerk en vraagt aanvullende gereedschappen en beschermingsmiddelen. De toepassing waarbij 1 of 2 gram (1- of 2-baks bezetting) oxaalzuurkristallen via verhitting overgaan in gasvorm wordt toegepast vanaf 5 graden, waarbij de wintertros losser zit, zodat de gassen tussen de bijen kunnen komen. Dit laatste is voor de effectiviteit belangrijk.
In Nederland officieel toegestane middelen
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (het CBG) houdt een lijst bij met de offieel toegestane middelen voor honingbijen. Deze kun je via DEZE LINK vinden. Denk eraan dat de overige middelen niet toegestaan zijn als diergeneesmiddel, soms wordt de toepassing gedoogd dat wil zeggen oogluikend toegestaan.
Registratieplicht varroabestrijding
Volgens de Europese wetgeving is het verplicht iedere varroabehandeling te administreren. Houd dus een register bij van alle behandelde volken, inclusief het gebruikte middel en de dosering.
Winterwerkzaamheden: raampjes voorbereiden en bijenkasten schoonmaken
Verschillende soorten ramen
Raampjes voor honing- en broedkamers kun je kant-en-klaar kopen. Daar betaal je dan wel de hoofdprijs voor. Je kunt ook alles zelf doen of eventueel deelproducten, zoals bespannen raampjes inkopen. Raampjes zijn er in verschillende maten en vormen. De zijkanten zijn meestal recht, maar er worden ook raampjes geleverd met zogenaamde Hofmannzijkanten. Hoffmanzijkanten verbreden de zijlatten tot een raamafstand van 3,5 cm. De meest gebruikte raampjes in Nederland heten simplexramen. Dadantramen, die veel groter zijn, worden ook gebruikt. Je hebt hogere broedkamerramen en halfhoge ramen, die vaak honingkamerramen worden genoemd. De plaats in de kast en het gebruik van een moerrooster bepaalt of er honing of broed in komt.
Het plaatsen van kunstraat
Raampjes worden in de regel voorzien van kunstraat. Kunstraat wordt gemaakt van gerecyclede bijenwas. De kunstraat wordt als ‘middenwand’ in het raampje geplaatst. Om de kunstraat goed op zijn plaats te houden, worden de raampjes voorbespannen met dun RVS-draad. Imkers, die zonder kunstraat op een volstrekt natuurlijke manier de bijen hun raat willen laten bouwen, kunnen een driehoekig latje aan de onderkant van de toplat bevestigen. Hiermee krijg je ook mooie recht uitgebouwde ramen. Natuurbouw blijft echter wel meer kwetsbaar.
De bespanning van de RVS-draad moet horizontaal uitgevoerd worden. Aangezien honing en broed zwaar zijn, zou de raat bij een verticale bespanning onder invloed van gewicht en zwaartekracht naar beneden doorzakken. Om dit te vookomen, is een horizontale bespanning met 3 of 4 horizontale draden de beste oplossing. Voor het bespannen moeten de losse onderdelen (latjes) van de raampjes nog in elkaar gezet worden met op iedere hoek een spijkertje van ongeveer 2 cm.
In deze video zie je de montage van de ramen en het insmelten (vastzetten) van de kunstraat.
Belangrijkste succesfactor: goed strak bespannen bedrading. Je moet op de bedrading kunnen tokkelen als ware het een gitaar.
Samenvatting benodigdheden
- raampjes *)
- rvs-bedrading *)
- messing oogjes *)
- spijkertjes met platte kop en 20 mm lengte
- priem om de messing oogjes te plaatsen in de zijlatten
- hamertje
- kunstraat *)
- een 12 volts transformator (van een speelgoed spoortreintje).
*) verkrijgbaar bij de imkervakhandel.
Kunstraat is te verkrijgen in gewalste en gegoten vellen. Gewalst is soepeler en breekt minder snel, maar heeft sneller last van krom trekken of golven. Gegoten raat is vormvast, maar breekbaar. Zelf verkies ik de gegoten kunstraat, die vormvaster is.
Hoe wordt kunstraat handmatig gegoten?
Machinaal kunstraat gieten:
Het schoonmaken van lege gebruikte bijenkasten
Een andere winteractiviteit betreft het schoonmaken van lege, gebruikte kasten. Een bijenvolk kan ook sterven of je kunt een tweedehands kast kopen. In beide gevallen is het goed om de kast aan de binnenkant schoon te maken. Gebruik hiervoor een hete sodaoplossing van 60 gram soda per liter water en schrob de kast grondig schoon, daarna afspoelen met schoon water. Houten kasten kun je eventueel ook schoonbranden.
De binnenkant van een nieuwe kast hoeft niet geschilderd te worden, dit bevordert het ademen van het hout en reguleert de vochthuishouding beter. De bijen zorgen zelf voor het propoliseren van de binnenkant van de kast. Dit remt de groei van schimmels, virussen en bacteriën. Gebruik bij het maken van kasten liever geen watervast verlijmd multiplexhout of betonplaat. Dit hout kan namelijk niet ademen en veroorzaakt daardoor schadelijke condensvorming.
De imkerkalender geeft een globaal een handig overzicht van de imkerwerkzaamheden per maand.