Concurrentie bestuivers

In de media is veel aandacht voor honingbijen en het risico dat overlap in leefgebied nadelig zou zijn voor wilde bijen wat betreft voedselaanbod. Voedselconcurrentie is echter geen nieuw fenomeen. In een natuurlijke situatie is het een natuurlijk proces dat hoort bij evolutie en ecosystemen. Verschillende soorten hebben altijd strijd gevoerd om voedsel, nestgelegenheid en andere omgevingsfactoren die de soort vooruithelpen. Het is de grote drijver achter veerkrachtige natuur. Voor bestuivers is dit niet anders.

Voedsel bestuivers

De voedselsituatie van bestuivers is zeer complex. Veel bijen hebben een sterke specialisatie en verzamelen pollen alleen van een enkele plantensoort of soortgroep. Zo verzamelt de heggenrankbij (Andrena florea) alleen pollen van de heggenrank, de gewone slobkousbij (Macropis europaea) vliegt voornamelijk op wederik en ogentroostdikpoot (Melitta tricincta) verzamelt stuifmeel van rode ogentroost, andere willen die pollen juist niet.

Hommels, honingbijen en solitaire bijen verzamelen voedsel ook op verschillende manieren, op verschillende waardplanten, in verschillende seizoenen, waarbij de vorm en grootte van het lichaam en de lengte en de structuur van de tong bepalend zijn voor het bloembezoek.

Veel bloemen hebben een dusdanige vorm dat ze geschikt en toegankelijk zijn voor de ene bijensoort maar minder of niet geschikt voor een andere bijensoort.

Bijen hebben bovendien voorkeuren voor een bepaalde bloemkleur en fysiologische behoeften waardoor de bloemkeuze bepaald wordt. Dit bevordert de bestuiving.

Honingbijen zijn generalisten die houden van grootschalige dracht met veel bloemen van dezelfde soort dicht bij elkaar. Zij vliegen dan ook graag op verschillende soorten bomen, zoals bijvoorbeeld de wilg, acacia, kastanje en linde. Ook landbouwgewassen zoals fruitbomen, koolzaad, mosters, phacelia, boekweit en zonnebloem zijn geliefde drachtbronnen voor honingbijen. Elke soort heeft dus zijn eigen niche, deze niches kunnen overlappen of juist helemaal niet.

 

 

Oorzaken achteruitgang bestuivers

Voor de achteruitgang van bestuivers zijn verschillende oorzaken te benoemen. Hoofdoorzaken die in verschillende onderzoeken worden aangehaald, zijn:

  • Habitatverlies en voedseltekort door intensieve landbouw, bebouwing en verdere intensivering van het landgebruik (zowel ruimtelijk als qua beheer).
  • Vervuiling (bestrijdingsmiddelen), verzuring en vermesting (stikstof depositie).
  • Biologische factoren zoals verspreiding van ziektes en invasieve exoten.
  • Klimaatverandering.

Wat vindt de NBV

Het weren van honingbijen, wat in toenemende mate gebeurt, leidt af van de hoofdoorzaken en is niet de oplossing. Het tekort aan voedsel is hét probleem. Het verbeteren van de voedsel(- en nest)situatie (vooral in landbouwgebieden) heeft prioriteit voor zowel wilde bijen én honingbijen.

Toch moeten we als imkers mogelijke concurrentie niet bagatelliseren en het aantal kasten plaatsen in overeenkomst met het aanbod van nectar en stuifmeel in de omgeving. Als er sprake is van concurrentie tussen honingbijvolken onderling of als een bijenvolk niet in staat is voldoende stuifmeel te verzamelen dan is het beter om (tijdelijk) naar een andere locatie op zoek te gaan met wel voldoende aanbod.

Op initiatief van de Nederlandse Bijenhoudersvereniging (NBV) zijn afgevaardigden van de verschillende imkersverenigingen, EIS/Naturalis, WUR-Environmental Research en bijen@WUR in gesprek over het onderwerp ‘voedselconcurrentie tussen vliegende bestuivers’ en hoe hier in de praktijk mee om te gaan. De imkersverenigingen en onderzoeksinstellingen hebben de ambitie uitgesproken om te kijken wat zij nog meer kunnen doen aan de verbetering van de biodiversiteit. Ze blijven met elkaar in gesprek om van elkaar te leren en verder te komen.